De Gemeente Den Haag is van plan om tot 2040 100.000 nieuwe bewoners te huisvesten; de uitdaging daarbij is om een gezonde balans te vinden in het verdichten, vergroenen en verduurzamen van deze enorme bouwopgave. In deze context heeft atelier PRO, in opdracht van de Gemeente, een ontwerpstudie gemaakt. Ons ontwerp gaat uit van een holistische aanpak, een duurzame inzet van programma om de lokale biodiversiteit te vergroten. Als handvat gebruikten we daarvoor de beleidsnota ‘Haagse hoogbouw: Eyeline en Skyline’, een ambitiedocument over hoe hoogbouw in Den Haag vorm zou moeten krijgen.
In deze nota worden verschillende hoogbouwtypologieën voor de stad omschreven, met richtlijnen voor bouwhoogtes en volumes. De ‘ideale’ Haagse toren is opgebouwd uit een plint, een stedelijke laag, een toren en een kroon, om zo goed aan te sluiten bij het stedelijk weefsel. Door dit als uitgangspunt te gebruiken ontstond bijna als vanzelf een gestapelde toren opgebouwd uit verschillende volumes, die ruimte kunnen bieden aan terrassen met daklandschappen.
De daklandschappen hebben we zo vormgegevens zijn dat er een ‘cascade’ is ontstaan: een getrapt en circulair watersysteem waarin hemelwater wordt vertraagd en vastgehouden om wateroverlast bij hevige regenval te beperken; daarnaast kan het regenwater ook hergebruikt worden voor bijvoorbeeld de irrigatie van de flora in en rondom het gebouw. Ook dragen de dakterrassen, met hun afwisseling van zowel intensieve als extensieve begroeiing, bij aan het verminderen van hitte in de stad. De lagere verdiepingen kennen daarbij een intensievere beplanting, met een diepere grondlaag, terwijl de hogere verdieping beplant worden met sedum en minder dichte begroeiing.
Ook zorgen de groendaken voor een toename van de biodiversiteit, met verschillende biotopen op de verschillende hoogtes – op de verschillende niveaus groeien immers verschillende planten, die weer verschillende fauna aan kunnen trekken; het gebouw is op hoogte ‘ingericht’ op verschillende soorten dieren. In ons ontwerp hebben we daarbij rekening gehouden met de al aanwezige flora en fauna in het gebied – zoals bijvoorbeeld dwergvleermuizen - en daar extra ‘huisvesting’ voor aangeboden, om zo de lokale biotoop te versterken.
Vanaf het maaiveld tot aan een hoogte van 18 meter – de plint - worden een pocketpark en rijk daktuinlandschap aangelegd voor vlinders, bijen en kleine vogels als de huismus; op het dakterrras op 28 meter hoogte - de stedelijke laag - komt een intensief begroeide collectieve tuin met inheemse struiken waar vogels en insecten kunnen nestelen; tussen de 46 en 62 meter hoogte - de toren - zullen de dakterrassen extensief begroeid zijn, terwijl de hoogste daktuin, op de kroon van 98 meter, aangelegd wordt met sedum en minimale beplanting; hier krijgen roofdieren als de slechtvalk hun habitat.
Om de maatregelen zoveel mogelijk te integreren in het ontwerp, hebben we gekozen voor prefab oplossingen, waarbij bijvoorbeeld nestkasten volledig geïntegreerd zijn in de gevelelementen. Door de hoogte in te gaan en de voetafdruk van het gebouw te beperken, wordt er ruimte gecreëerd voor het pocketpark – iets wat perfect aansluit bij het concept 'Slim Groeien' uit de Gemeentelijke agenda ‘Ruimte voor de Stad’. Ook krijgen inheemse bomen de ruimte om te bloeien zonder ingewikkelde en dure oplossingen op de daktuinen. Door de ingrepen te beperken tot specifieke en toegankelijke plekken, is het groen eenvoudig te onderhouden.
Naast het creëren van ruimte voor de natuur, voegen deze ingrepen ook veel kwaliteit toe aan de menselijke beleving. Mensen wonen hier middenin de stad, samen met planten, dieren én elkaar. Op alle tussenverdiepingen van de woontoren maken we, ter versterking van de leefkwaliteit, insnijdingen voor sociaal maatschappelijke en commerciële functies. Met deze ontwerpstudie hebben we gezocht naar de meest duurzame manier om van de verbinding te versterken tussen de stad en al haar bewoners, zowel mensen als ‘meer-dan-mensen.’